A) Een duidelijke herkenbare periode met abnormaal en presisterend verhoogde, expansieve, of prikkelbare stemming. Abnoemale verhoogde activiteit of energie gedurende 4 dagen aanwezig.
B) drie of meer symptomen opvallend aanwezig.
1. Opgeblazen gevoel eigenwaarde of grandioosheid
2. Verminderde slaapbehoefte
3. Spraakzamer dan gebruikelijk
4. Gedachtevlucht of gejaagde gedachten
5. Verhoogde afleidbaarheid
6. Toename doelgerichte actviteit (sex, werk, school)
7. Excessief bezig met activiteiten waarbij kans bestaat op pijnelijke gevolgen.
C) episode gaat gepaard met onmiskenbare veranderingen in functioneren.
D) verhoogde stemming en veranderingen kunnen door andere worden waargenomen
E) niet ernstig genoeg om duidelijke beperkingen in het sociale leven te veroorzaken of ziekenhuisopname noodzakelijk te maken
F) niet toe te schrijven aan fysiologische effecten van een middel of somatische aandoening